Hier is de tekst van gebouwengids Wendeline Dijkman te lezen die zij las bij de ( goed bezochte ) opening van de tentoonstelling “De Kamer van de Kapitein”. Onder de tekst vindt u een foto-impressies van de opening op 3 oktober én van de zondagmiddagsalon op 17 oktober ( Foto’s : Walter Blazer )
De vraag om iets tijdens deze opening te vertellen over het werk van Hélène Min en Marijke Smit was een goede aanleiding om bij hun ateliers langs te gaan. Naar de ruimte van Hélène op de NDSM werf, die van Marijke in een loods op het Zeeburgereiland. Allebei bijzondere plekken in Amsterdam, waar je talmt om weg te gaan.
Het atelier van Hélène is onder de X- Helling waar vroeger schepen te water werden gelaten. In deze ruimte voel je de sfeer van de oude werf alsof je er de timmerlieden en smeden bezig hoort, maar de wanden zijn nu wit, waardoor het als een serene ruimte tussen alle arbeid voelt. In haar atelier staan tekeningen van vogels en voorwerpen zoals het bed van de kapitein, door de ramen raakt het licht aan de tere vormen gemaakt van vissenhuid.
De werkplaats van Marijke op Zeeburgereiland is anders, een werkplaats vol materialen om mee te bouwen, maquettes van meubels die ze heeft gemaakt, objecten die ik herken van lang geleden en nieuwe zoals het zeebankje of de lamp Deinopis, genoemd naar een opmerkelijke spin en het kastje de Waterdrager, alle drie op de expositie te zien. Met ook hier een sfeer van stoerheid, tijdelijkheid waar je nieuwsgierig wilt blijven kijken naar wat er gevormd wordt.
Aan beiden heb ik een aantal vragen gesteld. Hoe kennen jullie elkaar en waar raakt jullie werk? In welk materiaal werken jullie? Waarom de titel voor deze tentoonstelling De Kamer van de Kapitein?
Marijke en Hélène komen allebei uit Bergen, woonden vlak bij elkaar en kennen elkaar uit hun jeugd. Marijke speelde met de jongere zusjes van Hélène, Hélène raakte later bevriend met de moeder van Marijke.
Opgroeien in Bergen is opgroeien met de wind, de duinen, het zoute water, het bijzondere zeelicht. In al het werk van Marijke en Hélène zijn deze elementen te vinden.
Hélène werkt met vissenhuid. In 1982 maakte ze in IJmuiden in een grote hal vogels. Het materiaal hiervoor vond ze als ‘visafval’ gewoon aan de kade. In gedachten zie je haar in IJmuiden lopen, ze ziet de vissenhuid, raapt het op, vissenhuid waar, als het schoongemaakt en bewerkt is, het licht zo prachtig doorheen schijnt. Vissenhuid zoals die van de rog die ruw aanvoelt, maar ook zachte huid. Hélène laat het me tijdens mijn bezoek voelen. De huid die in direct contact met de enorme zeeën heeft gestaan. De vissenhuid die volgens Hélène ook niet de zwaarte van vaste materialen heeft. In een citaat uit de NRC uit 2004 zegt ze daarover: “Ik wil dat mijn beelden zijn als een windvlaag die iets meevoert, een geur, een gedachte, — zoals een brief waarin je tussen de regels het bedoelde leest.”
In IJmuiden mocht ze ’s nachts van de vissers ook vissen lenen om na te tekenen, voor 6 uur ’s ochtends moesten de vissen wel weer terug gebracht zijn, dan zaten de vissers daar te bidden met de bijbel in hun hand, wat een beeld.
In het atelier van Marijke geen vissenhuid, ze gebruikt hout als hoofdmateriaal, soms in combinatie met klei of steen, ijzer of albast. Er is niet een bepaald moment aan te wijzen waarop ze zich realiseerde dat ze in hout wilde werken en meubels wilde maken. Op de houtafdeling op de Witte Lelie, de opleiding die Marijke volgde merkte ze dat ze het heel erg leuk vond een stoel te maken. Haar vader had eerder al opgemerkt dat ze naar de meubelvakschool zou moeten gaan.
Wat Marijke intrigeert is functionaliteit plus beeld, bijvoorbeeld een oud zoutvat waarin een gezichtje verwerkt is, die combinatie van functionaliteit én beeld is in al haar werk terug te vinden.
Ger van Elk, die een aantal voorwerpen van Marijke kocht, zei dat de expressie in het werk van Marijke vooral in de constructie zit. Alles moet kloppen maar ook een – soms onopvallend – beeld zijn, zoals bij voorbeeld ook te zien is in het Loodsmannetje, de tafel met de vissen. Het Loodsmannetje begeleidt vaak zeedieren en zeeschepen zoals beschreven in het boek de Kon Tiki-expeditie van Thor Heyerdahl uit 1947.
Toen de bemanning van het vlot enkele haaien ving, kozen de loodsmannetjes die deze haaien hadden vergezeld het vlot als ‘gastheer’. Op een bepaald moment zwommen er 50 loodsmannetjes mee onder het vlot. Ze voedden zich met de etensresten die de bemanning overboord wierp.
In het werk van Marijke zie en voel je volgens Hélène ook dat ze van buiten komt, er zit beweging in zoals in het bankje dat ze afgelopen maand gemaakt heeft: ——- waar de bomen in de duinen krom staan door de sterke zeewind, zo staan de pijlers in de leuning van dit bankje krom, alsof het jaren de wind heeft moeten trotseren.
Hoewel Hélène en Marijke in verschillende materialen werken, zijn er naast de wind en de beweging andere overeenkomsten in hun werk zoals het licht dat voor hen beiden zo belangrijk is, bij Marijke bij voorbeeld het licht dat schijnt door het Kamerscherm met de titel Maanlicht, dat op deze tentoonstelling in de voorkamer staat.
Bij Hélène is het licht in al haar werk aanwezig, ze luistert naar het licht, ze speelt met de schaduwen en projecteert beelden en letters op de muur.
De Kamer van de Kapitein, waarom deze titel voor de tentoonstelling
Marijke zag in het atelier van Hélène het bed van de kapitein, en moest meteen denken aan ingerichte kamers zoals die in het Zuiderzee- en Rijksmuseum te vinden zijn. De Kamer van de Kapitein was geboren.
In de kamer meubels en andere voorwerpen die te maken hebben met leven in een kajuit en met het uitzicht op zee, op wolken, water, vogels.
Naast het bed van de Kapitein de slapende figuur van Marijke waarover Hélène meteen zei: oh, maar dat ís de kapitein. Met fotootjes, in lijstjes door Marijke gemaakt, van de schepen die haar oom bouwde – waarbij je denkt: is het een veldslag, is het de laatste keer dat de kapitein op zijn schip gevaren heeft? En de meerpaal, met het mannetje erin dat zich afvraagt waar hij is, zoals mensen op zee zich dat kunnen afvragen. Met boven het bed van de kapitein het kompas van Hélène en voor het raam het van vissenhuid gemaakte bestek van de kapitein, bijna opgelost in het licht dat er door stroomt. In de kamer ernaast de scheepstermen als peildochter, moederkompas en sliphaak geschreven op de rolletjes van de staatsietrap.
Door de tentoonstelling de Kamer van de Kapitein te noemen zagen Hélène en Marijke opeens de verbanden tussen hun werk, de vogels, het maan-licht, de vissen, de wind zijn in het werk van hen allebei, op een heel verschillende manier te vinden.
Licht, wind, puurheid, het intuïtief te werk gaan, een soort sereniteit, onafhankelijk van modes, dat kenmerkt het werk van deze twee autonome zuivere mensen
Ik voel me thuis in hun werk, niet omdat ik alles ken, al weet, maar om de verwondering die er vaak inzit, de materialen die ze gebruiken, het detail, het licht.
Marijke hoor ik al een tijdje denken, wat een woorden, waar is de humor, komt er nog iets geestigs tijdens deze opening. Dat, Marijke, zit samen met de lichtheid en schoonheid in jullie werk. Daar heb jullie mijn woorden helemaal niet bij nodig.
Wendeline Dijkman
foto’s van de opening : Walter Blazer
HELENE MIN
MARIJKE SMIT
GEBOUWENGIDS WENDELINE DIJKMAN
Op de zondagmiddagsalon op 17 oktober waren Marijke Smit en Helene Min aanwezig in de Oude Kerk en speelde de Amsterdamse brassband “De Nieuwe Buren” , waarin meubelmaker Marijke Smit trompet speelt. Daarna vertoonden we video’s waarin beide kunstenaars in hun atelier in gesprek waren met Johanna van Steen. Tenslotte vertolkten Wim ( drums ) en zijn broer Guus ( piano ) composities van Horace Silver. Hieronder foto’s van deze middag ( foto’s Walter Blazer )
MARIJKE SMIT
WILLEM HEUPERMAN
WILLEM HEUPERMAN
BETTY KOLENBERG